Vaders en het vaderschap gaan de VVD ter harte. De partij heeft binnen de politiek en in de Tweede Kamer als een van de weinige partijen bijvoorbeeld al een lange traditie van aandacht en zorg opgebouwd voor de (zorgelijke) rechtspositie van gescheiden vaders bij het behouden van de relatie met hun kinderen na een (echt)scheiding.
Mr. Otto Vos (1994-2002)Die traditie nam zijn aanvang op 21 maart 1998, toen Mr. Otto Vos, VVD-woordvoerder voor Justitie, bereid was om op de zaterdag vanuit zijn woonplaats toch naar Den Haag af te reizen om in het gebouw van de Tweede Kamer een delegatie demonstrerende gescheiden vaders te woord te staan en van hen een petitie in ontvangst te nemen, waarin stelling genomen werd tegen de vaderloosheid van kinderen na scheiding en waarin voorstellen voor hervormingen van het familierecht waren uitgewerkt om daar iets aan te doen.
Het betrof hier de in 1998 door Stichting Kind en Omgangsrecht op de dag van de lente georganiseerde “Stille Lentemars” van het Malieveld naar het Binnenhof. De dag van de lente was daarbij gekozen om stelling te nemen tegen de toenemende vaderloosheid van kinderen na (echt)scheiding en aan te dringen op een “nieuwe politieke lente” in het familierecht voor het “vaderschap na scheiding”. [1]
Het belang van het behoud van de relatie tussen kinderen en hun vaders ook na de scheiding, ging Mr. Otto Vos daarbij zo ter harte, dat hij na overhandiging van de petitie besloot symbolisch met de demonstrerende vaders mee terug te lopen naar het Malieveld om zich tijdens de terugmars door getroffen vaders verder te laten informeren over hun ervaringen met het falende omgangsrecht. (zie foto)
In zijn daaropvolgende lezing in december van 1998 voor Stichting Kind en Omgangsrecht in Tilburg , stelde Otto Vos vast dat het doorbreken van vader-kindrelaties in het falende omgangsrecht niet alleen ernstige traumatische persoonlijke, maar ook maatschappelijke, gevolgen had en legde hij sterk de nadruk op een verbeterde handhaving van omgangsregelingen met het strafrecht als eerste stap. In die periode wees Otto Vos omgangsbegeleiding en bemiddeling nog af en was hij van mening dat rechters wat betreft de handhaving van gezag en omgang meer hun eigen verantwoordelijkheid dienden te nemen.
Wat betreft de in de petitie voorgestelde civielrechtelijke “paradoxale gezagswijziging” als handhavingsmiddel wees hij op de noodzaak van een cultuuromslag bij de rechterlijke macht om het traditionele beeld van de vrouw als verzorger van het kind te doorbreken ten gunste van een beeld dat “ook vaders kunnen zorgen voor kinderen". Hij zag daar pas kansen voor als eerst de handhaving van het omgangsrecht onder het strafrecht zou zijn gebracht.
En een jaar later - in zijn lezing op de landelijke dag van de Stichting Dwaze Vaders in november l999 - zag Otto Vos voor de toekomst een mogelijkheid tot wetswijziging in die zin dat als het contact tussen kind en niet-zorgouder verbroken wordt, op de zorgouder de bewijsplicht komt te rusten dat zij alles gedaan heeft om het contact te handhaven. Op wat langere termijn waren de vooruitzichten dat omgangsrecht ook wordt nagekomen, volgens Otto Vos ronduit goed te noemen. Het toen geldende personen- en familierecht droeg immers nog het stempel van de vroegere taakscheiding kostwinning/huishouding maar die was snel bezig plaats te maken voor een model van gelijke taakdeling. Over een jaar of tien zou de gezamenlijke verantwoordelijkheid van ouders na scheiding veel vanzelfsprekender zijn geworden.
Nog maar twee jaar te gaan tot 2009, dus laten we wat dat betreft hopen op een profetische blik van Otto Vos, en er tot nu toe in de praktijk van de bescherming van de banden tussen kinderen en hun vaders na een (echt)scheiding helaas nog weinig verandert is en de tijd lijkt te hebben stil gestaan.
Otto Vos liet het niet bij symbolische daden en lezingen alleen. In daaropvolgende Kamerdebatten over het omgangsrecht en het betrokken houden van vaders in het leven van hun kinderen na (echt)scheiding pleitte hij onvermoeid bij elke gelegenheid voor een verbeterde strafrechtelijke handhaving van het omgangsrecht, door niet-nakoming van beschikte omgangsregelingen naar analogie van het ouderlijk gezagsrecht ook onder het strafrecht te brengen. Onvermoeid, maar gezien de ongunstige politieke omstandigheden, helaas zonder erg veel resultaat.
Wel entameerde Otto Vos daarbij diverse onderzoeken van de rijksoverheid, ondermeer naar de “Praktijk van het omgangsrecht” (B&A Beleidsgroep, 1999) en de rechtsvergelijkende studie naar diverse handhavingsinstrumenten met betrekking tot het omgangsrecht in de ons omringende landen (Chin-A-Fat; Effectuering van omgang in rechtsvergelijkend perspectief. Vrije Universiteit, Amsterdam, 1999.) In die laatste studie werden genoemd: omgangsbegeleiding, al dan niet in een omgangshuis, omgangsbemiddeling en tenslotte strafrechtelijke handhaving van het omgangsrecht.
Ondanks zijn aanvankelijke eigen kritiek en de scherpe kritiek uit de vaderbeweging op zowel het vrijblijvende als het betuttelende karakter van bemiddeling en omgangshuizen, nam Otto Vos door de politieke verhoudingen daartoe gedwongen toch zijn toevlucht hoe langer hoe meer tot omgangsbegeleiding en echtscheidingsbemiddeling als mogelijke alternatieve oplossingen en staakte hij zijn pogingen om via het recht en de rechter tot een oplossing te komen.
Toen Otto Vos op donderdag 23 mei 2002 na 8 jaar Tweede Kamerwerk voor de VVD afzwaaide, had hij over die periode weliswaar het record in handen voor de meeste in het Staatsblad gepubliceerde, en dus behaalde, parlementaire successen, maar daar zaten helaas ondanks zijn voortdurende inspanningen in de Kamerdebatten geen echte resultaten tussen op het terrein van een verbeterde handhaving van het omgangsrecht na scheiding.
Mr. Ruud Luchtenveld (2002-2006) Mr. Ruud Luchtenveld, zijn opvolger in de Tweede Kamer, pakte in 2004 de draad van de VVD-traditie tegen het gedoogbeleid in het omgangsrecht echter met hernieuwde energie op, nadat ook hij geconfronteerd werd met de nood van gescheiden vaders en hun kinderen middels de bezettingsacties van Raden voor de Kinderbescherming door de Actiegroep Stop Omgangsonrecht in 2003 en direct daarop volgend de spectaculaire en alternatieve protestacties van de Nederlandse tak van Fathers4Justice [2] en de actiegroep Familie4Justice.
Naar aanleiding van deze wassende stroom vaderprotesten, verscheen in het voorjaar van 2004 onder de titel “Integriteit van het ouderschap” ook een gezamenlijk manifest van een groep van ca 50 onafhankelijke wetenschappers (hoogleraren, juristen, economen, psychiaters, etc) gericht aan minister Donner van Justitie, waarin aangedrongen werd op hervorming van het falende scheidingsrecht.
Toen het Ministerie van Justitie ook na een gesprek met een delegatie van deze groep wetenschappers over het manifest op 13 februari 2004 en ondanks herhaald aandringen vanuit de kamer geen initiatief nam tot hervorming van het scheidingsrecht om aan de ontstane maatschappelijke onrust tegemoet te komen, besloot Ruud Luchtenveld op 7 juli 2004 om zelf vanuit de Tweede Kamer een initiatiefwetsvoorstel “Beëindiging huwelijk zonder rechterlijke tussenkomst en vormgeving voortgezet ouderschap (29676)” in te dienen inzake de “effectieve handhaving van de afspraken en rechterlijke beslissingen die in verband met de ontbinding van het huwelijk of nadien tot stand zijn gekomen over de wijze waarop door beide ouders vorm wordt gegeven aan het voortgezet ouderschap”, bij vadergroeperingen ook wel de initiatiefwet op “Het gelijkwaardig ouderschap na (echt)scheiding” genoemd.
Op zaterdag 22 januari 2005 publiceerde Ruud Luchtenveld in het regionale blad BN/De Stem een memorabel en nog steeds uiterst actueel en lezenswaard opinieartikel onder de titel “Stop gedoogbeleid omgangsrecht” waarin hij zijn initiatiefwetsvoorstel ook bij het bredere publiek bekend maakte.
Ruud Luchtenveld schrijft daarin (citaat):
“Sinds ik vanaf medio 2002 het familierecht namens de VVD-fractie in de Tweede Kamer in mijn portefeuille heb, hebben mij vele berichten bereikt over de grote misstanden ten aanzien van het huidige omgangsrecht. Hoe vaak heb ik niet gelezen dat de vader na een echtscheiding zijn kinderen niet of nauwelijks meer ziet. Dit ondanks het bestaan van een door de rechter opgelegde omgangsregeling. Daar waar de overheid op alle terreinen steeds fermer roept dat er een einde aan het gedoogbeleid komt, vergeet zij ogenschijnlijk stelselmatig de regelgeving ten aanzien van omgangsregelingen. Hoe vaak komt het niet voor dat een moeder, bij wie het kind de hoofdverblijfplaats heeft, de omgangsregeling frustreert, en er geen hond is die daar wat aan doet. Daar moet nu eens echt verandering in komen. Door de Tweede Kamer aangenomen moties moeten nu in wetgeving worden vertaald! Er is de laatste jaren al genoeg over gepraat! Wat mij betreft worden die zogenaamde omgangsregelingen verbannen. Naar mijn oordeel diskwalificeert die term de positie van de ouder die tot het omgangsrecht veroordeeld wordt. Laten we na een scheiding voortaan uitgaan van het voortgezette ouderschap. Want ouders zijn ook na de scheiding beiden verantwoordelijk voor de verzorging en opvoeding van hun kinderen. Het ouderschap stopt nu eenmaal niet na een scheiding. ……Uitgangspunt moet ….. zijn de gelijkwaardigheid van beide ouders. Slechts als er sprake is van praktische belemmeringen kunnen de ouders afspreken dat de zorg- en opvoedingstaken ongelijk worden verdeeld. Een voorbeeld hiervan is dat één ouder in Groningen woont en de andere ouder in Delft. In verband met school kan het kind dan niet de ene helft van de week bij vader zijn en de andere helft van de week bij moeder. Hier dienen de ouders dan een oplossing voor te zoeken die alle partijen bevredigt.”
Ruud Luchtenveld zou in de daarop volgende twee jaar in vele kamerdebatten en compromissen meer dan vijfhonderd uur aan zijn initiatiefwet besteden omdat hij - zoals hij bij zijn afscheid van de landelijke politiek tijdens de finale verdediging van zijn initiatiefwet in de Eerste Kamer in juni 2006 stelde –
“al jaren als advocaat, wethouder, Kamerlid en betrokken burger oog heeft gekregen voor een groot maatschappelijk onrecht. Niet zozeer voor vaders en ouders, maar vooral voor kinderen bij de ontbinding van huwelijken en vergelijkbare relaties. Nieuwe wetgeving is in zijn optiek urgent omdat de in 1998 ingevoerde hoofdregel van gezamenlijk gezag na echtscheiding onvoldoende heeft gezorgd voor harmonieuze relaties van kinderen met hun beide ouders na echtscheiding. Van de kinderen uit huwelijkse scheiding heeft 25% geen contact meer met een van beide ouders en nog eens 25% heeft slecht contact. Daar komen per jaar nog eens achtduizend kinderen bij die na de scheiding geen contact meer hebben met één van hun ouders. De problematiek zwelt dus nog steeds verder aan. Deze schrijnende cijfers vormden voor hem de motivatie om heel veel tijd en energie te steken in wetgeving om iets te doen om de problematiek op zijn minst te verminderen, want hem helemaal oplossen zullen wij wel niet kunnen. In de wetenschappelijke literatuur, ook buiten de juridische discipline, is al heel veel geschreven over kinderen die een ouder verliezen door echtscheiding. Of het nu gaat om een ouder die geen contacten meer wenst of om situaties waarin een ouder juist dolgraag contact wil houden, maar hem dat onmogelijk wordt gemaakt door een rechterlijke uitspraak of door de feitelijke loop van de gebeurtenissen, in beide gevallen is het kind praktisch altijd de dupe.”
Het heeft helaas niet mogen baten, nadat zijn initiatiefwet in december 2005 door de Tweede Kamer was aangenomen strandde deze alsnog in de Eerste Kamer in juni 2006.
Als Locoburgemeester en VVD-Wethouder Wonen en Ruimtelijke Ordening heft Ruud Luchtenveld in april 2007 in de gemeente Amersfoort als eerste Nederlandse gemeente de bestaande achterstelling op van gescheiden vaders met kinderen die tot dan aangemerkt werden als alleenstaanden in het gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid. Deze achterstelling vormden voor veel gescheiden vaders een drempel om hun kinderen thuis te kunnen ontvangen en onderbrengen.
Fred Teeven (2006 - ….) In 2006 neemt Fred Teeven het stokje van Ruud Luchtenveld als VVD-woordvoerder justitie over. Tijdens de stemming over het wetsvoorstel op de Bevordering van het Voortgezet Ouderschap na scheiding (30.145) op 12 juni 2007 zet hij daarbij de lange VVD-traditie van aandacht en zorg voor de (zorgelijke) rechtspositie van (gescheiden) vaders in hun relatie met hun kinderen na een (echt)scheiding – die teruggaat tot Otto Vos - voort door tijdens de stemming het Amendement op Gelijkwaardig Ouderschap als uitgangspunt na (echt)scheiding te steunen. Hoe Fred Teeven daarbij verder inhoud gaat geven aan vaderbeleid binnen de VVD en het terugbrengen van vaders in het leven van kinderen moet zich verder nog uitkristalliseren. Hiermee is de VVD genomineerd voor de Vadertrofee m/v 2007 !!
(tekst Peter Tromp) Voetnoten[1] In deze petitie uit 1998 werd - naast een pleidooi voor herstel van de grondwettelijke openbaarheid in het familierecht - vooral aangedrongen op een verbeterde handhaafbaarheid van beschikte omgangsregelingen en stelling genomen tegen het gedoogbeleid van overheid en politiek waar het de massale omgangsfrustratie betrof. Naast het voorstel om omgangsfrustratie onder het strafrecht te brengen, was in de petitie ook het civielrechtelijk handhavingsvoorstel uitgewerkt van wat in de petitie nog de “paradoxale gezagswijziging” werd genoemd, het toewijzen van het gezag aan die ouder die het best in staat en bereid bleek om de andere ouder ook een relatie met de kinderen toe te staan. Een handhavingsvoorstel dat pas onlangs als ultimum remedium in de familierechtspraak ook navolging kreeg als de “contraire gezagswijziging” en nu ook onderdeel uitmaakt van het wetsvoorstel op de “Bevordering van het voortgezet ouderschap na scheiding (30145)” dat op 12 juni 2007 in de Tweede Kamer werd aangenomen en nu bij de Eerste Kamer ligt.
[2] Op 17 januari 2005 bezette Batman van de Nederlandse tak van de internationale vaderorganisatie Fathers4Justice urenlang het dak van de Rechtbank Utrecht, een gebeurtenis die wereldwijde media-aandacht trok voor de slechte situatie van vaders en hun kinderen na een (echt)scheiding in Nederland.